Content voor deze website wordt regelmatig aangevuld. Voor meer informatie: info@vantrichtuitgeverij.nl

Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 4
Opdrachten uit het boekAanvullende opdrachten / casuïstiekRichtlijnen en handreikingen

Aanvullende opdrachten boek Mensen met een verstandelijke beperking

 

Pagina 236 Active Support 

Reflectieve vragen: 

  • Hoe actief betrek jij de cliënt(en) bij dagelijkse activiteiten? 
  • Ga na welke talenten de cliënt heeft. Hoe zou je deze talenten actiever in kunnen zetten in het dagelijkse programma van de betreffende cliënt? 

Pagina 239 Driehoekskunde 

Toelichting: Driehoekskunde hanteert een aantal principes in de werkwijze, namelijk ‘volgorde, verbinding en positie’ (pagina 241).  

Vragen n.a.v. deze principes: 

  • Ga voor jezelf na of je deze stappen weleens hebt toegepast in het contact met ouders van een cliënt 
  • Bij welke cliënt zou het zinvol zijn om de samenwerking met ouders te verbeteren?  
  • Hoe zou je dit aanpakken met behulp van deze drie principes vanuit driehoekskunde? 

Pagina 243 Oplossingsgericht Werken 

De methodiek Oplossingsgericht Werken hanteert een specifieke werkwijze (pagina 244).  

  • Bepaal voor een cliënt hoe de relatie getypeerd kan worden (zie de relatievormen die op pagina 244 worden besproken). 
  • Bepalen van de toekomstwens: stel de wondervraag aan deze cliënt: ‘Stel dat er vannacht, tijdens de slaap, een wonder gebeurt. Het wonder is dat al je problemen zijn opgelost. Je weet het zelf niet, omdat je slaapt. Wat zou morgenochtend het eerste zijn waaraan je merkt dat het wonder is gebeurd?’  
  • Zodra de wondervraag concreet beantwoord is, stel je de ‘schaalvragen’ aan de cliënt die staan beschreven op pagina 245. Hiermee kan men inzicht krijgen in verander of verbeterpunten in lastige situaties voor de betreffende cliënt. 
  • Tenslotte: stel de cliënt de competentievragen (pagina 246).  
  • Wat heeft het doorlopen van deze bovenstaande vragen jullie (cliënt en hulpverlener) opgeleverd? 

Pagina 261 Triple-C 

Triple-C hanteert drie pijlers (pagina 263) in de toepassing van de methode: 1) de onvoorwaardelijke ondersteuningsrelatie, 2) een betekenisvolle invulling van het dagelijkse leven, 3) anders kijken naar probleemgedrag.  

  • Pijler 1: Ga voor jezelf en een cliënt die je begeleidt na in welke fase van het opbouwen van een ondersteuningsrelatie jullie zitten. Waar merk je dit aan? 
  • Pijler 2: Bekijk het dagelijkse programma van je cliënt. Hoe betekenisvol zijn de beschreven activiteiten voor de cliënt? Zou je hier nog activiteiten in kunnen aanpassen/toevoegen/weglaten? 
  •  Pijler 3: Welke oorzaken zouden ten grondslag kunnen liggen aan het probleemgedrag van de cliënt? Hoe kan de omgeving zo aangepast worden dat deze oorzaken minder invloed hebben op het gedrag van de cliënt. 

Pagina 281 Farmacotherapie 

Op pagina 282 staat beschreven: 

In het verleden werden psychofarmaca ingezet zonder de daarbij behorende en noodzakelijke diagnose om het probleemgedrag (agressie, zelfverwonding) te verminderen. Het gebruik ervan had weliswaar heel vaak resultaat, maar bijna altijd met ongewenste neveneffecten. Om de afbouw van off-labelgebruik te bevorderen en het zonder de juiste indicatie geven van psychofarmaca terug te dringen, is er op initiatief van de NVAVG (Nederlandse Vereniging voor Artsen Verstandelijk Gehandicapten) een richtlijn ontwikkeld in nauwe samenwerking met andere beroepsorganisaties van professionals, onder voorzitterschap van prof. dr. Petri Embregts. Deze richtlijn is een houvast voor alle professionals die betrokken zijn bij cliënten met probleemgedrag. Het ondersteunt bij de beeldvorming, de begeleiding, de behandeling, de organisatie en het gebruik van psychofarmaca. 

Vilans heeft op basis van deze richtlijn een aantal uitgangspunten geformuleerd om het gebruik van psychofarmaca bij probleemgedrag kritisch te blijven bekijken en waar het kan te verminderen. Beantwoord met een collega of met je team voor een van jullie cliënten die psychofarmaca krijgt voorgeschreven voor zijn probleemgedrag de volgende vragen: 

  • Is het voorschrijven van psychofarmaca de eerste keuze om het probleemgedrag te verminderen, of zijn er ook andere alternatieve interventies geprobeerd? 
  • Is er een analyses uitgevoerd van lichamelijke, psychische, persoonlijke en omgevingsfactoren? 
  • Is er een integraal multidisciplinair behandelplan opgesteld onder behandelregie van een gedragswetenschapper, arts of verpleegkundig specialist, in samenwerking met de cliënt(vertegenwoordiger)? 
  • Is er sprake van een acute situatie waardoor psychofarmaca daadwerkelijk nodig is? 
  • Is er op voorhand ook al nagedacht over de afbouw of het stoppen van de psychofarmaca? 
  • Wordt het gebruik van de psychofarmaca minimaal driemaandelijks geëvalueerd net de arts, gedragswetenschapper, begeleider en met input van de cliënt(vertegenwoordiger)? 
  • Heb jij, en/of de cliënt(vertegenwoordiger) psychoeducatie gehad over probleemgedrag en het monitoren van de werking en bijwerkingen van de psychofarmaca voor het probleemgedrag? 
  • Werken jullie volgens de professionele richtlijnen voor probleemgedrag en voor het voorschrijven van psychofarmaca?